Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2007

In dit artikel vindt u gerubriceerd een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de rijksbelastingen per 1 januari 2007. De inflatiecorrectie voor 2007 leidt tot een bijstelling van de daarvoor in aanmerking komende bedragen met 1,6%. In de tekst zijn tussen haakjes de bedragen vermeld zoals die gelden voor 2006.

 

Inhoud

Inkomstenbelasting 

  • Tarief Box 1
  • Tarief Box 2
  • Tarief Box 3
  • Heffingskortingen
  • Eigenwoningforfait
  • Kinderalimentatie
  • Kapitaalverzekering eigen woning
  • Premies voor lijfrenten
  • Kilometervergoeding privé auto
  • Filminvesteringsregeling 
  • Ondernemersregelingen

    Loonbelasting

    Rechten van successie, van schenking en overgang

    • Vrijstelling successierecht
    • Vrijstelling schenkingsrecht
    • Tarieven

    Vennootschapsbelasting

    • Tarieven

    Overig

    • Burgerservicenummer
    • Dividendbelasting
    • Wet WOZ
    • Vrijstelling onroerende zaakbelasting

    Inkomstenbelasting

    1.1         Tarieven

    1.1.1      Tarief Box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)

    2007

    Belastbaar inkomen meer dan

    doch niet meer dan

    belastingtarief

    tarief premie volksverzekeringen

    totaal tarief

    heffing over totaal van de schijven

    Jonger dan 65  jaar

             

    -

    € 17.319

    2,50%

    31,15%

    33,65%

    €  5.827

    € 17.319

    31.122

    10,25%

    31,15%

    41,40%

    11.541

    31.122

    53.064

    42     %

     

    42     %

    20.756

    53.064

     

    52     %

     

    52     %

     

    65 jaar en ouder

             

    -

    € 17.319

    2,50%

    13,25%

    15,75%

    €  2.727

    € 17.319

    31.122

    10,25%

    13,25%

    23,50%

    5.970

    31.122

    53.064

    42     %

     

    42     %

    15.185

    53.064

     

    52     %

     

    52     %

     

     

    2006

    Belastbaar inkomen meer dan

    doch niet meer dan

    belastingtarief

    tarief premie volksverzekeringen

    totaal tarief

    heffing over totaal van de schijven

     Jonger dan 65 jaar

             

    -

    € 17.046

    2,45%

    31,70%

    34,15%

    €  5.821

    € 17.046

    30.631

    9,75%

    31,70%

    41,45%

    11.451

    30.631

    52.228

    42     %

     

    42     %

    20.521

    52.228

     

    52     %

     

    52     %

     

    65 jaar en ouder

             

    -

    € 17.046

    2,45%

    13,80%

    16,25%

    €  2.769

    € 17.046

    30.631

    9,75%

    13,80%

    23,55%

    5.968

    30.631

    52.228

    42     %

     

    42     %

    15.038

    52.228

     

    52     %

     

    52     %

     

     

    AOW 17,90%
    ANW 1,25%
    AWBZ 12,00%
      31,15%

    top

    1.1.2 Tarief Box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang)

    Voor belastingjaar 2007 bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang 22% voor zover dat inkomen lager is of gelijk aan € 250.000. Voor het meerdere geldt het reguliere tarief van 25%. Het betreft een tijdelijke maatregel: de 'extra' tariefschijf van 22% geldt alleen voor belastingjaar 2007. Vanaf belastingjaar 2008 geldt dus weer één vast tarief van 25%.

    top 

     1.1.3      Tarief Box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)

    De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt 30%.

    • Heffingvrij vermogen
      Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van € 20.014 (€ 19.698). Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner. Het heffingvrije vermogen kan worden verhoogd met de toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen indien de belastingplichtige als ouder op 31 december 2007 het gezag uitoefent over een minderjarig kind. De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen bedraagt € 2.674 (€ 2.631) per minderjarig kind. Indien de belastingplichtige een partner heeft, wordt deze toeslag bij de oudste partner in aanmerking genomen, tenzij zij gezamenlijk anders verzoeken. Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag moet men op 31 december 2007 65 jaar of ouder zijn. De hoogte van de ouderentoeslag wordt als volgt berekend: Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek) van Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van € 20.014 (€ 19.698). Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner. Het heffingvrije vermogen kan worden verhoogd met de toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen indien de belastingplichtige als ouder op 31 december 2007 het gezag uitoefent over een minderjarig kind. De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen bedraagt € 2.674 (€ 2.631) per minderjarig kind. Indien de belastingplichtige een partner heeft, wordt deze toeslag bij de oudste partner in aanmerking genomen, tenzij zij gezamenlijk anders verzoeken. Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag moet men op 31 december 2007 65 jaar of ouder zijn. De hoogte van de ouderentoeslag wordt als volgt berekend: Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek) van

    2007

    meer dan

    maar niet meer dan

    bedraagt de ouderentoeslag

    -

    € 13.540

    € 26.494

    € 13.540

    18.836

    13.247

    18.836

    -

    nihil

    2006

    meer dan

    maar niet meer dan

    bedraagt de ouderentoeslag

    -

    € 13.326

    € 26.076

    € 13.326

    18.539

    13.038

    18.539

    -

    nihil

    Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de gemiddelde rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 264.848 (€ 260.677). Als men het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan mag de gezamenlijke gemiddelde rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 529.696 (€ 521.354) om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag. De ouderentoeslag kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.

    • Vrijstelling maatschappelijke beleggingen Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld maatschappelijke beleggingen tot een gezamenlijk maximum van € 53.421 (€ 52.579). Maatschappelijke beleggingen zijn beleggingen in fiscaal erkende groene of sociaal-ethische fondsen. De vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
    • Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal
      Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld beleggingen in durfkapitaal tot een gezamenlijk maximum van € 53.421 (€ 52.579). Beleggingen in durfkapitaal zijn beleggingen in fiscaal erkende durfkapitaalfondsen (indirecte beleggingen) en bepaalde leningen aan startende ondernemers (directe beleggingen). De culturele beleggingen worden ook tot de beleggingen in durfkapitaal gerekend. De vrijstelling voor beleggingen in durfkapitaal kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
    • Vrijstelling voor een uitvaartverzekering
      De vrijstelling voor een uitvaartverzekering of een andere overlijdensrisicoverzekering in box 3 bedraagt € 6.492 (€ 6.389).
    • Kapitaaluitkering uit levensverzekering; overgangsrecht
      Voor op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen kan onder voorwaarden een vrijstelling van maximaal € 123.428 van toepassing zijn. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
    • Schulden
      Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan € 2.800 (€ 2.700). Als de belastingplichtige heel 2007 een partner had, kan op beider verzoek een schuldendrempel van € 5.600 (€ 5.400) in aanmerking worden genomen voor de belastingplichtige en diens partner samen. De belastingplichtige en zijn partner mogen dit bedrag onderling toedelen, maar zij mogen geen hogere drempel in aanmerking nemen dan het deel van de schulden dat zij aan zichzelf toerekenen. Als geen verzoek wordt gedaan, dan is de drempel € 5.600 (€ 5.400) per partner.

    top 

    1.2         Heffingskortingen

    Heffingskorting

    Jonger dan 65 jaar

    65 jaar en ouder

     

    2007

    2006

    2007

    2006

    Algemene heffingskorting

    € 2.043

    € 1.990

    €   957

    € 948

    Arbeidskorting(maximaal)

    - tot 57 jaar

    - tot 58 of 59 jaar

    - tot 61 jaar

    - tot 62 jaar of ouder

     

    1.392

    1.642

    1.890

    2.138

     

    1.357

    1.604

    1.849

    2.095

     

     

     

     

    1.001

     

     

     

     

    998

    Kinderkorting

    - inkomen ≤ € 28.978

    - € 28.978 < inkomen < € 45.309

     

    939

    939-0*

     

    924

    924- 0*

     

    440

    440-0**

     

    441

    441-0**

    Combinatiekorting

    149

    146

    71

    70

    Aanvullende combinatiekorting

    700

    608

    329

    290

    Alleenstaande-ouderkorting

    1.437

    1.414

    673

    674

    Aanvullende alleenstaande ouderkorting (maximaal)

    1.437

    1.414

    673

    674

    Jonggehandicaptenkorting

    656

    645

     

     

    Ouderenkorting

     

     

    380

    374

    Alleenstaande ouderenkorting

     

     

    571

    562

    Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname)

    188

    185

     

     

    Ouderschapsverlofkorting(per verlofuur)

    3,76

    3,68

     

     

    Korting maatschappelijke beleggingen

    1,3%***

    1,3%***

    1,3%***

    1,3%***

    Korting directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen

    1,3%***

    1,3%***

    1,3%***

    1,3%***

     

    *€ 939 - 5,75% van (het gezamenlijke verzamelinkomen minus € 28.978)

    ** € 440 - 2,691% van (het gezamenlijke verzamelinkomen minus € 28.978)

    *** van de vrijstelling in box 3

    top

    1.3 Eigenwoningforfait

    Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt:

    2007

    Als de WOZ-waarde meer is dan

    maar niet meer dan

    bedraagt het forfaitpercentage

    -

    € 12.500

    nihil

    € 12.500

    25.000

    0,20%

    25.000

    50.000

    0,30%

    50.000

    75.000

    0,40%

    75.000

    en hoger

    0,55%

     

    2006

    Als de WOZ-waarde meer is dan

    maar niet meer dan

    bedraagt het forfaitpercentage

    -

    € 12.500

    nihil

    € 12.500

    25.000

    0,20%

    25.000

    50.000

    0,35%

    50.000

    75.000

    0,45%

    75.000

    en hoger

    0,60%

     

    Het berekende eigenwoningforfait kan niet hoger zijn dan € 9.150 (€ 8.900).

    Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

    Deze aftrek wordt verleend als het saldo van eigenwoningforfait minus de aftrekbare kosten zoals hypotheekrente positief is. De aftrek is gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten.

    Door deze aftrek kan de bijtelling van het eigenwoningforfait nooit leiden tot een positief inkomensbestanddeel in box 1. De regeling beoogt een positieve prikkel te geven aan de financiering van de eigen woning uit eigen middelen.

    top 

    1.4 Aftrek levensonderhoud voor kinderen (kinderalimentatie)

    Uitgaven voor kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar zijn aftrekbaar als voor het kind geen recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de AKW en het kind geen recht heeft op studiefinanciering of een met AKW of studiefinanciering vergelijkbare regeling. Als de kosten in belangrijke mate drukken op de belastingplichtige, komen deze voor aftrek in aanmerking tot een bedrag van:

    • € 270 per kalenderkwartaal indien het kind jonger is dan 6 jaar
    • € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 6 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar is
    • € 399 per kalenderkwartaal indien het kind 12 jaar of ouder, maar jonger dan 18 jaar is
    • € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 18 jaar of ouder is.

    De kosten van het onderhoud van een kind worden geacht in belangrijke mate op de belastingplichtige te drukken, indien de op de belastingplichtige drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind tenminste € 393 (€ 386) per kwartaal beloopt.

    Het bedrag vermeld onder d. wordt verhoogd tot € 660 indien de kosten van het levensonderhoud grotendeels (voor meer dan 50%) op de belastingplichtige drukken en de kosten van de belastingplichtige voor het kind tenminste € 660 bedroegen.

    Indien het kind niet tot het huishouden van de belastingplichtige behoort, wordt het bedrag onder d. vermeld verhoogd tot € 990 indien deze kosten geheel (100%) of nagenoeg geheel (90% of meer) op de belastingplichtige drukken en de kosten van belastingplichtige voor het kind tenminste € 990 bedroegen.

    Als belastingplichtige het gehele jaar een fiscale partner heeft of een deel van het jaar een partner heeft maar wel kiest voor het gehele jaar fiscaal partnerschap en beiden doen uitgaven voor levensonderhoud voor een kind jonger dan 30 jaar worden deze uitgaven samengevoegd.

    Als belastingplichtige een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet heeft gekozen voor het gehele jaar fiscaal partnerschap dan wordt het in aanmerking te nemen wettelijk bedrag gesteld op de helft als beiden uitgaven voor levensonderhoud van een kind in aanmerking nemen.

    Er bestaat geen aanspraak op aftrek uitgaven levensonderhoud als het recht op kinderbijslag is uitgesloten op grond van de Wet beperking export uitkeringen.

    top 

    1.5 Kapitaalverzekering eigen woning

    Voor de uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:

    • bij 15 tot en met 19 jaar premiebetaling: maximaal € 32.500 (€ 31.900)
    • bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 143.000 (€ 140.500).

    De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan € 143.000 (€ 140.500) per belastingplichtige gedurende zijn leven

    top 

    1.6 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen: lijfrente en andere premies

    Premies voor lijfrenten zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor lijfrentepremie-aftrek, gelden vervolgens voor de hoogte van de premie-aftrek de volgende regels:

    • premies zijn aftrekbaar voor zover de belastingplichtige een pensioentekort heeft en jonger is dan 65 jaar. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet bepaald worden aan de hand van de jaarruimte of reserveringsruimte. Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend
    • de jaarruimte bedraagt maximaal € 25.663 (€ 25.258)
    • de reserveringsruimte bedraagt in het jaar van aftrek ten hoogste 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 6.492 (€ 6.389). Voor de belastingplichtige die op 1 januari 2007 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, wordt het maximumbedrag van € 6.492 (€ 6.389) verhoogd tot € 12.823 (€ 12.621).

    Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, premies WAZ en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide(klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.

    • De maximale premiegrondslag bij de berekening van de jaarruimte is € 150.957 (€ 148.579).
    • De in te bouwen AOW-franchise bij de berekening van de jaarruimte is € 10.990 (€ 10.816).
    • Voor tijdelijke oudedagslijfrenten is het maximaal bedrag van de jaaruitkering € 19.468 (€ 19.161).

    In verband met de invoering van de Wet Vut/prepensioen/levensloop zijn premies voor overbruggingslijfrenten met ingang van 2006 niet meer aftrekbaar. Voor aftrek van premies voor tijdelijk oudedagslijfrenten is de eis gesteld dat de termijnen niet eerder ingaan dan het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt.

    top 

    1.7 Aftrek van bepaalde gemengde kosten

    De kosten die ten laste van de winst kunnen worden gebracht in verband met het gebruik van een privé auto voor de onderneming bedragen voor 2007 € 0,19 per kilometer.

    top 

    1.8 Filminvesteringsaftrek en overige filmstimulering

    In het Belastingplan 2006 is aangekondigd dat de filminvesteringsaftrek wordt verhoogd van 47% naar 55%. Ook wordt een filmexploitatievrijstelling geïntroduceerd. Als gevolg hiervan hoeft een deel van de omzet niet tot de winst gerekend te worden. Deze vrijstelling bedraagt maximaal 55% van het bedrag waarover filminvesteringsaftrek is berekend. Nieuw is de mogelijkheid voor commanditaire vennoten die in aanmerking komen voor filminvesteringsaftrek dat het bedrag dat zij als verlies mogen opgeven met 30% mag worden verhoogd. Zij kunnen ook willekeurig afschrijven. In verband met de goedkeuring door Brussel zijn deze maatregelen op 8 april 2006 in werking getreden. Deze maatregelen zijn van toepassing tot 1 juli 2007.

    top 

    1.9 Ondernemersaftrek

    De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van:

    • de zelfstandigenaftrek
    • de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk
    • de meewerkaftrek
    • de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en
    • de stakingsaftrek.

    top 

     

    1.10 Zelfstandigenaftrek

    De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet.

    Voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt bedraagt:

    Bij een winst in 2007 van

    Meer dan

    maar niet meer dan

    bedraagt de zelfstandigenaftrek

    -

    € 13.360

    € 9.028

    € 13.360

    15.500

    8.393

    15.500

    17.640

    7.761

    17.640

    50.515

    6.916

    50.515

    52.655

    6.313

    52.655

    54.795

    5.645

    54.795

    56.930

    4.982

    56.930

    -

    4.379

     

    Bij een winst in 2006 van

    Meer dan

    maar niet meer dan

    bedraagt de zelfstandigenaftrek

    -

    € 13.150

    € 8.885

    € 13.150

    15.255

    8.260

    15.255

    17.360

    7.638

    17.360

    49.720

    6.807

    49.720

    51.825

    6.213

    51.825

    53.935

    5.556

    53.935

    56.030

    4.903

    56.030

    -

    4.310

     

    Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met € 2.019 (€ 1.987) (startersaftrek).

    De zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt bedraagt met ingang van 1 januari 2007 50% van de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

    top 

     

    1.11 Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

    De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die in het kalenderjaar ten minste 500 uur (500 uur) besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De aftrek bedraagt € 11.436 (€ 11.255).

    Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is toegepast, wordt de aftrek speur- en ontwikkelingswerk verhoogd met € 5.719 (€ 5.628).

    top 

    1.12 Meewerkaftrek

    De meewerkaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.

    Bij arbeid van de partner die gedurende het kalenderjaar een aantal uren in beslag neemt.

    gelijk aan of meer dan

    maar minder dan

    bedraagt de meewerkaftrek

    525

    875

    1,25% van de winst

    875

    1.225

    2     % van de winst

    1.225

    1.750

    3     % van de winst

    1.750

     

    4     % van de winst

    top 

    1.13 Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

    De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt met ingang van 1 januari 2007 voor de ondernemer die een onderneming vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering start en niet aan het urencriterium voldoet maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur.

    De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt € 12 000, € 8000 en € 4000 voor het eerste, tweede, respectievelijk derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

    top 

    1.14 Stakingsaftrek

    De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet en bedraagt € 3.630 eenmaal per leven.

    top 

    1.15 MKB-Vrijstelling

    De MKB-vrijstelling geldt met ingang van 1 januari 2007 voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. De vrijstelling bedraagt 10% van de winst nadat deze is verminderd met de ondernemingsaftrek.

    top 

    1.16 Oudedagsreserve

    De ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost ten laste van de winst mag brengen. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet meer dan € 11.227 (€ 11.050).

    Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.

    De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.

    top 

    1.17 Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers

    De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die hun onderneming of een gedeelte van hun onderneming staken bedraagt maximaal:

    Bij

    2007

    2006

    • verdrachten door ondernemers van 60 jaar of ouder
    • overdrachten door invalide ondernemers
    • het staken van de onderneming door overlijden

    € 411.698

    € 405.214

    • overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar
    • overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan

    205.854

    202.612

    • In de overige gevallen

    102.932

    101.311

     

    Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek is het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. Ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek er voor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingwinst niet nogmaals bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in aanmerking worden genomen.

    top 

    1.18 Beperking verliesrekening

    Voor het verlies uit werk en woning blijft de achterwaartse verliesverrekening van 3 jaar gehandhaafd. Voor het verlies uit aanmerkelijk belang wordt de achterwaartse verliesverrekening beperkt tot 1 jaar (was 3 jaar). De voorwaartse verliesverrekening voor het verlies uit werk en woning en het verlies uit aanmerkelijk belang wordt 9 jaar, voor ondernemingsverliezen en het verlies uit aanmerkelijk belang was deze onbeperkt.

    Overgangsrecht: Tot en met 2011 kunnen alle nog niet verrekende verliezen worden verrekend.

    top 

    2 Loonbelasting

    2.1 Spaarloon of levensloopregeling

    Spaarloon

    Het bedrag dat de werknemer maximaal mag sparen bedraagt € 613 per jaar. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.

    Het bedrag dat de werknemer maximaal mag sparen bedraagt € 613 per jaar. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.

    Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

    • de werknemer was reeds op 1 januari 2007 bij die werkgever in dienst en
    • die werkgever past ten aanzien van die werknemer reeds sinds 1 januari 2007 de algemene heffingskorting toe.

    Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dat jaar dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.

    Voor de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2007 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025 (€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden in het kader van een spaarloonregeling.

    top 

    Levensloopregeling

    Op 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd. Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. Het spaarsaldo of de verzekeringsuitkering mag ook gebruikt worden om eerder met pensioen te gaan. De huidige verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling.

    Er kan jaarlijks maximaal 12% van het loon gespaard worden. Inleg is uitsluitend toegestaan indien het spaarsaldo dan wel de waarde van de verzekering aan het begin van het jaar niet hoger is dan het bedrag dat nodig is voor een periode van extra (volledig doorbetaald) verlof van 2,1 jaar (absoluut maximum).

    Is men op 31 december 2005, 51 jaar of ouder, maar nog geen 56 jaar, dan geldt er een speciale regeling. Deze werknemers mogen jaarlijks meer sparen dan 12% van het brutoloon. Zo kan men in een kortere periode toch een behoorlijk levenslooptegoed opbouwen. Ook in dit geval geldt het hiervoor genoemde absolute maximum. Bij deze toets wordt echter niet uitgegaan van het saldo dan wel de waarde aan het begin van het jaar, maar van het saldo dan wel de waarde die na de storting resulteert.

    De werknemer kan jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. In hetzelfde jaar in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk.

    top 

    2.2 Pensioenregelingen

    Alle pensioenregelingen moeten in beginsel vanaf 1 januari 2006 voldoen aan de fiscale kaders zoals deze gelden na de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het uitgangspunt van deze wet is dat een werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het (in dat geval over minder jaren opgebouwde) pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Dat betekent dat het pensioen wordt verdeeld over een groter aantal jaren, waardoor de werknemer lagere pensioenuitkeringen krijgt. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde (op 31 december 2004 bestaande) VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven.

    Voor het jaar 2006 is een overgangsregeling getroffen voor regelingen die niet tijdig zijn aangepast aan de Wet VPL. Deze overgangsregeling bestaat niet meer in het jaar 2007.

    top 

     

    3 Rechten van successie, van schenking en overgang

    3.1 Vrijstellingen successierecht

    Echtgenoten

    € 515.928 (€ 507.803)

    Jonge kinderen

    € 4.412 (€ 4.342) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 10.000 (€ 8.680)

    Oudere kinderen

    € 10.000 (€ 8.680) voor kinderen ouder dan 23 jaar, mits de verkrijging niet meer bedraagt dan
    € 26.455 (€ 26.038)

    Invalide kinderen

    € 4.412 (€ 4.342) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 13.230 (€ 13.021).

    € 10.000 (€ 8.680) voor kinderen ouder dan 23 jaar

    Ouders

    € 44.090 (€ 43.395)

    Andere bloedverwanten in de rechte lijn

    Drempel* € 10.000 (€ 8.680)

    Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen

    Volledig vrijgesteld indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang.

    Alle andere gevallen

    € 1.913 (€ 1.882)

     

    * onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

    Ongehuwd samenwonenden

    Voor de ongehuwd samenwonende die na zijn 18e jaar tenminste 6 maanden met de erflater tot diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd en die voldoet aan de verdere eisen genoemd in noot 2, onderdeel a, bij de hierna in onderdeel 4.3 opgenomen tarieftabel voor het successie- en schenkingsrecht, geldt een vrijstelling van € 515.928

    (€ 507.803).

    Voor ongehuwd samenwonenden die na hun 22e jaar tenminste vijf jaren met erflater tot diens overlijden hebben samengewoond, geldt:

    • een vrijstelling € 515.928 (€ 507.803) indien sprake is van een zogenoemde tweerelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel b, bij de hierna opgenomen tabel 4.3 Tarief successie en schenking
    • een vrijstelling van € 257.966 (€ 253.903) indien sprake is van een zogenoemde meerrelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel c, bij tabel 4.3 Tarief successie en schenking).

    Heeft de samenleving vier, drie of twee jaar geduurd, dan bedraagt in beide hiervoor genoemde gevallen de vrijstelling volgens onderstaande tabel respectievelijk

    Samenleving

    2007

    2006

    vier jaar

    € 206.369

    € 203.119

    drie jaar

    154.776

    152.338

    Twee jaar

    103.181

    101.556

     

    Op de vrijstellingen van echtgenoten, de ongehuwd samenwonenden bedoeld in noot 2 bij de hierna in onderdeel 4.3 opgenomen tarieftabel voor het successie- en schenkingsrecht kinderen tot 23 jaar, en ouders worden eventuele pensioenrechten in mindering gebracht (bij echtgenoten en ongehuwd samenwonenden voor de helft). Deze vermindering is echter aan een maximum gebonden. De vrijstelling voor echtgenoten en de genoemde ongehuwd samenwonenden (tweerelaties) kan nooit minder bedragen dan € 147.410 (€ 145.088) en voor de meerrelatie nooit minder dan € 73.711 (€ 72.550).

    top 

     

3           Rechten van successie, van schenking en overgang

3.1       Vrijstellingen successierecht

 

Echtgenoten

€ 515.928 (€ 507.803)

Jonge kinderen

€ 4.412 (€ 4.342) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 10.000 (€ 8.680)

Oudere kinderen

€ 10.000 (€ 8.680) voor kinderen ouder dan 23 jaar, mits de verkrijging niet meer bedraagt dan
€ 26.455 (€ 26.038)

Invalide kinderen

€ 4.412 (€ 4.342) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 13.230 (€ 13.021).

€ 10.000 (€ 8.680) voor kinderen ouder dan 23 jaar

Ouders

€ 44.090 (€ 43.395)

Andere bloedverwanten in de rechte lijn

Drempel* € 10.000 (€ 8.680)

Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen

Volledig vrijgesteld indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang.

Alle andere gevallen

€ 1.913 (€ 1.882)

<!--[if !supportLists]--> *          <!--[endif]--> onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

 

Ongehuwd samenwonenden

Voor de ongehuwd samenwonende die na zijn 18e jaar tenminste 6 maanden met de erflater tot diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd en die voldoet aan de verdere eisen genoemd in noot 2, onderdeel a, bij de hierna in onderdeel 4.3 opgenomen tarieftabel voor het successie- en schenkingsrecht, geldt een vrijstelling van € 515.928

(€ 507.803).

Voor ongehuwd samenwonenden die na hun 22e jaar tenminste vijf jaren met erflater tot diens overlijden hebben samengewoond, geldt:

<!--[if !supportLists]--> ·         <!--[endif]--> een vrijstelling € 515.928 (€ 507.803) indien sprake is van een zogenoemde tweerelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel b, bij de hierna opgenomen tabel 4.3 Tarief successie en schenking

<!--[if !supportLists]--> ·         <!--[endif]--> een vrijstelling van € 257.966 (€ 253.903) indien sprake is van een zogenoemde meerrelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel c, bij tabel 4.3 Tarief successie en schenking).

 

Heeft de samenleving vier, drie of twee jaar geduurd, dan bedraagt in beide hiervoor genoemde gevallen de vrijstelling volgens onderstaande tabel respectievelijk

Samenleving

2007

2006

vier jaar

€ 206.369

€ 203.119

drie jaar

154.776

152.338

Twee jaar

103.181

101.556

 

Op de vrijstellingen van echtgenoten, de ongehuwd samenwonenden bedoeld in noot 2 bij de hierna in onderdeel 4.3 opgenomen tarieftabel voor het successie- en schenkingsrecht  kinderen tot 23 jaar, en ouders worden eventuele pensioenrechten in mindering gebracht (bij echtgenoten en ongehuwd samenwonenden voor de helft). Deze vermindering is echter aan een maximum gebonden. De vrijstelling voor echtgenoten en de genoemde ongehuwd samenwonenden (tweerelaties) kan nooit minder bedragen dan € 147.410 (€ 145.088) en voor de meerrelatie nooit minder dan € 73.711 (€ 72.550).

top

3.2         Vrijstellingen schenkingsrecht

 

Schenkingen door ouders aan kinderen

<!--[if !supportLists]--> ·         <!--[endif]--> Per kalenderjaar € 4.412 (€ 4.342)

<!--[if !supportLists]--> ·         <!--[endif]--> Eenmalig € 22.048 (€ 21.700) voor kinderen tussen 18 en 35 jaar mits in de aangifte op de vrijstelling een beroep wordt gedaan

Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen

Volledig vrijgesteld indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang

Alle andere gevallen

Drempel* per kalenderjaar € 2.648 (€ 2.606)

<!--[if !supportLists]--> *          <!--[endif]--> onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

top 

3.3         Tarief successie en schenking

 

2007

Verkrijging tussen

en

I. Echtgenoot, kinderen en afstammelingen in tweede of verdere graad 1) of een verkrijger als hierna onder 2) vermeld

II. Broers, zusters, bloedverwanten in de rechte opgaande lijn

III. Andere verkrijging

(1)

(2)

a

b

a

b

a

b

0

€  <

 

Datum: Januari 2007

Deel dit artikel met anderen

Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter