Nooit samengewoond Toch alimentatie

Er meldt zich een nieuwe klant met de vraag hoe je de kinderalimentatie behoort uit te rekenen als je nooit hebt samengewoond. Ook daarvoor bieden de Tremanormen een richtlijn. Maar een richtlijn, is geen regel. Wat zegt de Hoge Raad hierover?

 

Volgens de Tremanormen laat de behoefte aan kinderalimentatie zich definiëren als dat deel van de kosten van een kind dat niet door de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de financiële bijdrage van de verzorgende ouder kan of behoeft te worden bestreden. Met andere woorden er wordt nog een bijdrage van de niet-verzorgende ouder verlangd.

 

Hoogte van de behoefte

Met de behoefte van het kind wordt bedoeld de hoogte van de kosten die aan een kind valt toe te rekenen. Over het algemeen geldt hoe hoger de welstand van de ouders des te hoger de welstand van het kind. Oftewel de hoogte van de kosten die aan de welstand van het kind valt toe te rekenen neemt ook toe. Om deze te bepalen, kijk je terug in de tijd. Je wilt weten welke welstand de ouders gewend waren voordat zij een kind kregen. Maar als ouders nooit hebben samengewoond, kan dat niet. Dan beoordeel je de welstand van iedere ouder afzonderlijk.

 

Advies Hoge Raad

Als het om een eerste vaststelling gaat en de ouder bij wie het kind woont nog niet de beschikking heeft over een bijdrage van de andere ouder kan volstaan worden met een globale schatting van de kosten van het kind. Volgens de Hoge Raad kan in dit geval worden volstaan met een globale begroting van de behoefte van het kind, omdat de moeder in het verleden zonder de bijdrage van de vader beperkt werd in haar uitgaven voor het kind.

Wat de alimentatierechter dan in een dergelijk geval weer niet zonder meer mag doen, is uitgaan van een fictief gezinsinkomen. Want daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat de behoefte van kinderen, die voor de echtscheiding was gerelateerd aan het welstandsniveau van het gezin waarin zij met hun ouders leefden, door de echtscheiding geen wijziging mag ondergaan. En dat aspect ontbreekt als de ouders nooit samen hebben gewoond. Wenst de rechter dan toch aansluiting te zoeken bij een fictief gezinsinkomen, dan moet hij verdisconteren dat de huisvestings- en andere vaste lasten van twee afzonderlijke huishoudens relatief hoger liggen dan die van een gemeenschappelijk huishouden.

 

Wat zou hiervoor een goede rekenmethode zijn?

De redenering dat twee afzonderlijke huishoudens meer kosten dan de helft van een gemeenschappelijke huishouding komt binnen het alimentatierekenen al voor als de behoefte van een ouder wordt afgeleid van een gezinsinkomen. Volgens deze zogenaamde Hofnorm is de persoonlijke behoefte van een ouder 60% van het budget dat de ouders voor eigen levensonderhoud beschikbaar hadden als gezin. Rekenkundig betekent dit dat je van twee afzonderlijke huishoudens een gemeenschappelijk huishouden kunt herleiden door deze te vermenigvuldigen met 5/6e.

 

Rekenvoorbeeld

Stel dat de moeder een netto besteedbaar inkomen heeft van €. 1.500 per maand en de vader van €. 1.800, dan levert dit een herleid gezinsinkomen op van €. 2.750 (3.300 maal 5 gedeeld door 6). Dit herleide inkomen kan gebruikt worden als tabelinkomen voor de Nibudtabellen die dienen om de hoogte van de behoefte van het kind te bepalen.

 

Deze rekenmethode laat de eenvoud van berekenen in tact en borgt de redelijkheid en billijkheid door gebruik te maken van een systematiek die al gebruikelijk is binnen het alimentatierekenen. Dezelfde normen laten ruimte voor de alimentatieplichtige om via de aanvaardbaarheidstoets aan te tonen of er sprake is van een onredelijke eis.

Het is nu wachten op gerechtelijke uitspraken. Maar beter nog is het als ouders bereid zijn via deze rekenmethode invulling te geven aan hun financiële verantwoordelijkheid. In ieder geval voor hun kind.

Deel dit artikel met anderen

Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter